death_maps

Host a Local Talk
About Us
Contact Us
Home
Class Calendar
Donation Page
DC Teacher's Sign-in


 

 

 


Oude Tradities

Routekaarten voor de Reis van de Dood

Routekaarten voor de dodenreis uit veel oude beschavingen weerspiegelen universele thema's die cultuur en spiritualiteit transcenderen. De worstelingen, angsten en zorgen aan het einde van het leven zijn in essentie onveranderlijk in alle beschavingen: angst voor het onbekende, tegenzin om dierbaren achter te laten, en de wens om aan het leven vast te klampen.

Richard F. Groves en Henriette Ann Klauser bespreken veel van deze thema’s aan in hun boek “The American Book of Dying, Lessons in Healing Spiritual Pain”. Zij putten uit de lessen die te vinden zijn in de oude boeken over sterven, en bieden antwoorden op veel van de universele thema’s aangaande de dood.
Plato
Plato, een van de grootste denkers aller tijden, leefde in Athene van 428 tot 348 voor Christus. Zijn geschriften over de dood zijn zeer uitgebreid en bevatten onder meer een van de vroegste referenties aan een bijna-dood ervaring. Het verband met deze referentie was het verhaal van Er, een Griekse soldaat die in een strijd gedood was samen met vele medesoldaten. De lichamen werden opgehaald van het slagveld en gelegd op een brandstapel om te worden verbrand. Er werd wakker boven op de brandstapel en omschreef wat hij had gezien op zijn reis naar het rijk voorbij de dood. Daar werd hem verteld dat hij terug moest gaan naar de fysieke wereld om de mensen te informeren hoe dit rijk eruit zag.

Moderne tijden hebben ons van meer informatie voorzien om handleidingen te kunnen maken voor het stervensproces. De meeste bijna-dood ervaringen zijn in de laatste dertig tot veertig jaar gerapporteerd. Tot aan de komst van de moderne geneeskunde overleefden de meeste mensen een bijna-dood ervaring niet; ze gingen daadwerkelijk dood. Tot kort geleden was er geen geavanceerde reanimatietechnologie voorhanden. Onderzoek van vandaag de dag wijst uit dat bijna 5% van de Amerikaanse bevolking een bijna-dood ervaring heeft doorgemaakt.

We kunnen echter niet geheel afgaan op de ervaringen van hen die doodgingen en weer zijn gereanimeerd, omdat ze meestal een heel korte reis meemaakten. We moeten kijken naar de tradities op aarde voor meer details, zoals bij de Amerikaanse Indianen, Tibetanen en Boeddhisten. Deze tradities bieden de beste aanwijzingen aangaande ervaring met de dood—routekaarten die gebaseerd zijn op getuigenissen van hen die hebben gereisd naar de domeinen van de geesten en terug.

Het Egyptische Dodenboek

Het Egyptische Dodenboek vormde een gebruiksaanwijzing om de gevaren uit de weg te ruimen als men door het stervensproces heen gaat. De aanwijzingen werden het vaakst gevonden als papyrus rollen in de grafkist naast een mummie zodat binnen handbereik zou zijn als de gestorvene aan zijn reis naar het hiernamaals begon. Uittreksels uit het Dodenboek zijn ook gevonden op muren van tombes, mummiewindsels, hartscarabeeën, en in een andere samenhang zodat mensen werden geholpen door ze te vergezellen op hun overgang naar het “Grote Licht”.

Het Egyptische Dodenboek is geschreven als gebeden in dichtvorm, welke een ongelooflijke gelijkenis vertoont met de psalmen van de Hebreeuwse teksten. De geschriften zijn samengesteld in de periode van Mozes en de uittocht uit Egypte, en deze culturen gebruikten zowel elkaars taal als theologie. De gedichten waren een psychologische code die een handreiking bood voor hoe te leven en hoe te sterven.
Image on papyrus Egypt

De Egyptenaren begrepen dat dood van het ego en de eigen identiteit nodig was voordat ze de uiteindelijke de “Grote Dood” onder ogen konden zien. Daarom werd weinig onderscheid gemaakt tussen instructies voor leven en instructies voor sterven – de hoogste waarde was het doel van persoonlijke integriteit. Zonder een voorbeeldig en moreel bestaan was er geen hoop op een succesvol leven na de dood; men zou beoordeeld worden na de dood op basis van zijn of haar daden gedurende het leven op aarde.

Hoewel langer dan drieduizend jaar geleden geschreven bevat het boek ongelofelijke inzichten die nog steeds relevant zijn: Want als ik eerlijk blijf heb ik gegarandeerd alles te zeggen over mijn lichaam en Ziel. Als ik leef en sterf in integriteit dan kan mijn Geest-Ziel nooit worden vernietigd.

Het Egyptische Dodenboek kan worden onderverdeeld in vier secties die voornamelijk gericht zijn op speculaties op wat er na de dood gebeurt. Het eerste deel beschrijft hoe de gestorvene de tombe binnengaat en afdaalt in de onderwereld. Het lijk van de gestorvene krijgt opnieuw de fysieke eigenschappen die het op aarde had, wat misschien de reden is dat lijken intact werden gelaten in de Egyptische oudheid. In het tweede deel wordt de oorsprong van veel van de belangrijke plaatsen en goden van het hiernamaals uitgelegd en de gestorvene wordt herboren en tot levend gemaakt. In het derde deel reist de gestorvene door de hemel van de onderwereld en verschijnt voor de rechters van de doden om te worden beoordeeld en van blaam gezuiverd. In het laatste deel neemt de gestorvene zijn macht in het universum op zich als ware hij of zij een van de godheden.

Het Egyptische Dodenboek geeft echter, in tegenstelling tot latere dodenboeken, weinig praktische adviezen aangaande het fysieke welbevinden van de stervende of de diepbedroefde familie.

Het Tibetaanse Dodenboek

Tibetan Prayer Wheel

Het Bardo Thotrol, vertaald als het Tibetaans Dodenboek, leert ons hoe men de hemelse koninkrijken kan bereiken door het herkennen van het rijk van verlichting in plaats van te aangetrokken door het rijk van het lijden. Deze oude tekst werd mondeling doorgegeven tot in de achtste eeuw na Christus, toen het voor de eerst op schrift werd gesteld. Dit Boeddhistische heilige geschrift werd volgens traditie hardop voorgelezen om de stervende te begeleiden bij de herkenning van de ware aard van de geest, die onaangeraakt is door verandering of de dood, en bij het bereiken van bevrijding. Dit proces werd de levende overdracht van het Tibetaanse gebedsrad genoemd. Het ronddraaien van een gebedsrad is een manier van bidden om de geest te zuiveren van negatief karma en om vrede te brengen, vooral tijdens het sterfproces. Het helpt om bewustzijn over te brengen naar het zuivere land van de Boeddha van Mededogen.

Een aantal passages uit het Tibetaanse Dodenboek vertonen een geheimzinnige gelijkenis met de Chinese tekst Tao Te Ching. In beide gevallen worden krachtige beelden geschonken om de ongerustheid en angst die voorafgaan aan de dood te neutraliseren. Nadat we ophouden met ademen en voordat de zintuigen worden opgeheven ontstaat de ware aard van de geest – dat wat de Boeddhist de uiteindelijke “boeddha natuur” noemt dat de zaden van verlichting bevat. Als iemand in staat is om zich op dat moment voor de dood haar ware aard te herinneren, dan is er een kans om bewustzijn over te brengen naar Dewachen – het Rijk der Zuiverheid, een plaats waar iemands ziel mag verblijven en de overgebleven lessen mag leren zonder weer terug te hoeven keren naar een fysiek lichaam. Hier kan verlichting worden bereikt.

Het doel van het voorlezen van het Tibetaanse Dodenboek aan de stervende persoon was om hem of haar te herinneren aan hetgeen gedurende het leven was beoefend en als een herinnering aan “wat we zijn”- in essentie perfect. Tibetaanse Boeddhisten besteden hun hele leven aan de voorbereiding op het moment van de dood, en ze bestuderen en ondergaan intensieve training in de meditatie oefeningen van Tonglen en Phowa. Tonglen is een methode waarbij angst voor lijden wordt overwonnen door zich te verbinden met het lijden van anderen en daardoor erbarmen op te wekken. Het doel van Phowa is om iemands bewustzijn zo te verplaatsen dat het samengaat met de geest van wijsheid van de Boeddha, en ook om te voorkomen dat iemand wordt verleid door laagfrequent of negatief denken. De beoefenaar leidt de stervende door deze meditaties heen om bevrijding te bereiken op het moment van de dood, zelfs al was er geen bevrijding bereikt gedurende het leven.

Als de stervende het lichaam verlaat zonder dat het bewustzijn is verplaatst, zijn er meerdere dagen waarin er ruimte is voor het herinneren van de oefeningen uit een voorafgaand leven. Het wordt echter wel toenemend moeilijk om die herinneringen aan te raken omdat men wordt verleid door zowel beelden van troost en bemoediging als beelden die doodangsten en afkeer teweegbrengen. Deze beelden zijn beschreven in de overgangsfase oftewel bardo. In het bardo zijn verschillende rijken te onderscheiden die overeenkomen met alle psychologische stemmingen die ons gebonden houden aan de illusie van afgescheidenheid. We slagen er dan moeilijk in om te herkennen dat wat we meemaken niet echt en solide is maar een uiting van onze geest. In elk rijk is er een kans op het maken van de keuze om de wisselwerking met illusies achter ons te laten en om het land van liefde en mededogen te zoeken, het land van de Boeddha.

Totdat iemand zijn diepgewortelde negatieve gewoontes heeft uitgebannen zal iemand verstrikt blijven in een eindeloze cyclus. Voor de beoefenaar is het ideaal om deze oefeningen voort te zetten gedurende veertig dagen nadat iemand is overleden zodat de ziel van diegene de kans krijgt om uit de illusie van het bardo te stappen. De ziel wordt eraan herinnerd dat niets negatiefs echt is en dat niets dat soelaas biedt hout snijdt.

Het Keltische Dodenboek

De Keltische dodenboeken zijn eerder een serie gebruiksaanwijzingen dan een boek en berusten op eeuwenlang mondeling doorgegeven overleveringen. Deze oefeningen, die als een kunst werden beschouwd, trachtten zowel lichamelijke als spirituele pijn aan het levenseinde te verlichten. Het was vooral door de vrouwen die aan het sterfbed werkten, de zogeheten anamcara of zielsvrienden, dat de leringen werden bewaard en dat hun invloed door heel westelijk Europa reikten.

De Kelten zagen in dat lichamelijk en geestelijk lijden aan elkaar gekoppeld zijn, en ze leerden de stervende patiënten om op alle niveaus de pijn aan het einde van het leven te omarmen in plaats van er weerstand aan te bieden. De “anamcara” deden er alles aan om datgene wat echt dwars zat uit te vergroten zodat de persoon dat echt onder ogen moest komen, zodat er geen onafgemaakte zaken overbleven.

Het Keltische model voorzag in unieke elementen van troost: harpmuziek, poëzie en een uitgebreid scala aan aanvullende helende modaliteiten die uiteenliepen van het reguleren van iemands ademhaling en dieet tot aan de inhoud van hun dromen. De Keltische stijl van terminale zorg beïnvloedde grote delen van de Mediterrane wereld tot aan Spanje, Frankrijk en Zwitserland toe. Kloosters werden bolwerken van palliatieve zorg en deze helende modaliteit werd als eerste “hospitium”genoemd rond 1000 na Christus.

De Kloosterboeken der Stervenden

Illuminated manuscript

De Kloosterboeken der Stervenden is vooral een samenbundeling van getuigenissen. Deze getuigenissen beschrijven het dagelijks leven en de gewoonten van de kloosters waar de eerste hospitia van Europa huisden. Al zijn ze meer dan duizend jaar oud, ze beschrijven op een zeer gedetailleerde manier uiteenlopende manieren om zieken en stervenden te behandelen, met onder andere muziek en rituelen, morfine, acupressuur en aromatherapie.

De Kloosterboeken der Stervenden beschreven een uniek behandelingsplan dat was afgestemd op specifieke behoeften. Niets was belangrijker dan het ondersteunen van iemand met spirituele pijn. De monotheïstische (geloof in één God, noot van vertaler) Kloosterboeken bevatten teksten en gedachten die gedeeld werden door de drie grootste monotheïstische godsdiensten omdat joden, christenen en moslims vaak vreedzaam zij aan zij leefden en stierven. De geschriften moedigen de terminaal zieken aan om een heel scala aan emoties te uiten, van wanhoop tot boosheid op God, soms zelfs met vloeken onder de noemer van gebed.

Gnostische Boeken voor de Levenden en de Stervenden: de Brug tussen Oost en West

De kloostergemeenschappen van Syrië tot aan Egypte stelden in de derde en vierde eeuw na Christus gnostische geschriften samen. Deze geschriften, die nooit dusdanig zijn geaccepteerd dat ze deel zijn gaan uitmaken van de Bijbel, lijken opmerkelijk veel op Aziatische spirituele teksten. Dit gaat vooral op voor de manier waarop men aan het levenseinde lijden kan verlichten.

Een vroeg tekst fragment uit Het Evangelie volgens Maria Magdalena evenaart fragmenten uit het Tibetaanse Dodenboek zoals bij de beschrijving van de stadia van doodgaan en de uitdagingen waar men voor komt te staan tijdens de overgang van leven naar dood. In het voorgenoemde evangelie nam de spirituele helper van de stervende de rol op zich om de universele gevaren die zich bij het levenseinde aandienen te betwisten, zoals twijfel over de goedheid van het karakter.

Een deel van de gnostische boeken laten zich lezen als een oude kaart voor het vinden van vrede aan het levenseinde, waarin de stervende wordt gemaand om zich over te geven aan het moment van sterven en te berusten in de kracht van het heden.

Er wordt samenhangend advies gegeven om de eigen dood onder ogen te zien en om de onverwoestbare aard van de geest te omarmen. Verhalen van bijna-dood ervaringen bekrachtigen wat onze voorouders al beseften: de stervende ontmoet spirituele obstakels alvorens de geest kan worden gegeven.